Gilde-altaar der zagers. De notaris Adam van Mierde, die misschien zijn leven lang slechts "clericus" is geweest, dus slechts de kruinschering had ontvangen, en in het beste geval, hoogstens in de twee laatste jaren van zijn leven priester kan zijn geworden, stichtte hier in 1403 een jaargetijde. Het handschrift in de Bourgondische Bibliotheek zegt, dat Laurentius op dit altaar een vracht steenen in zijn schoot droeg ("in sinu gestans lapidum copiam"). Die oude beschrijver van St Janskerk zal zich vergissen. Laurentius zal in de plooien van zijn gewaad de schatten der kerk hebben gehouden, die hij haastig aan de arme uitdeelde vóór zijne marteling aanving. 1) | 335 |
Noten | |
1. | Volgens Tax. XXV bldz. 240, zou ook St Lyeven op dit altaar vereerd zijn. |
43. Laurens. Volders en zagers. | 373 |
Vijfde altaar van acht-altaren bij de eerste kolommenrij in het schip der kerk langs de Paradeplaats, boven beginnende. Het Laurentius-altaar was door de erfgenamen van Adriaan van Empel opgerigt. | 196 |
12. De vollers vereerden den H. Laurentius aan het altaar van de vijfde kolom. Uit de ordonnantie op „die draperyen ende wolwerc” van 1471 blijkt n.l. dat de vollers in dit jaar over het altaar beschikten. Blijkens deze ordonnantie zijn de vollers op straffe van een boete van 21 schellingen verplicht om zegelbaar laken, dat door hen op bevel van de comzegelaars verbeterd moet worden, aanstonds te verbeteren, voordat zij eenig ander werk ter hand nemen. De naleving van het voorschrift berust in handen van de wasmeesters van het Sint Laurentiusaltaar. In de ordonnantie lezen we hierover:
„dat sullen tot hoeren eden versueken die wasmeesters van sinte Laureyns autair ten tyde wesende, te deylen in drien deelen, deen dordel den heere, dander dordel der stat ende dat dorde dordeel totter vercyeringe van sunte Laureyns autair"1
Ook uit de ordonnantie op „die draperyen ende wolwerc” van 1503 blijkt, dat het Sint Laurentiusaltaar in dit jaar nog aan de vollers toebehoort.2 | 244 |
Noten | |
1. | B. 78, art. 68. |
2. | B. 102, art. 68. |
J.H. van Heurn, Beschrijving der Stad 's-Hertogenbosch (2022) 133
M.H.M. Spierings, Het Schepenprotocol van 's-Hertogenbosch 1367-1400 LIX (1984) 270-273